Spelen
Wat heeft een kind eigenlijk nodig om zich te vermaken? Dat vraag ik me wel eens af als ik onze uitpuilende speelgoedkast snel weer dicht doe in de hoop dat de kaboutertjes eens langskomen om hem op te ruimen. Misschien ben ik ouderwets. En ja, ik draag wel eens wollen sokken. Maar toch denk ik dat ik er helemaal niet naast zit als ik zeg: niet zoveel.
Noortje heeft het allemaal: een DS, een Wii, stapels spelletjes, puzzels, barbies, playmobil, knutselspullen, boeken en een eigen cd-speler met heel veel cd’s. Ook Lienes speelgoedberg is al groter dan je zou verwachten: ze heeft al een hele plank vol knuffeldieren, een halve plank vol boeken en een boxzak vol piepbeesten, knuffeldoekjes, rammelaars en knisperboekjes.
Toch is Noortjes favoriete tijdverdrijf heel simpel: brieven schrijven. Naar ons, naar haar vriendje, de juf en naar Liene. Met altijd dezelfde inhoud: de namen van mensen die ze kent, soms aangevuld met hartjes. Ik probeer haar wel eens aan te sporen voor de afwisseling eens iets anders te doen. Maar nee, Noortje weet wat ze wil. En eerlijk is eerlijk, brieven met hartjes zijn altijd leuk om te krijgen.
Mijn neefje en nichtje hebben ook niet veel nodig om zich te vermaken. Met een krijtje of een pen, papier en plakband komen ze een heel eind. Hun nieuwste hobby is namelijk: speurtochten uitzetten, met opdrachten erin. Die de ‘grote mensen’ dan natuurlijk moeten lopen en uitvoeren. Soms denk ik: ik heb even geen zin hoor! Toch ben ik iedere keer verrast over hun creatieve bedenksels.
Liene heeft al maanden één favoriet speeltje: haar ridder op zijn houten draak, een ketting van houten kralen en belletjes. Eerst ramde ze er alleen maar keihard tegenaan. Later ontdekte ze de schoenen, handen en het hoofd van de ridder. Ze kwam erachter dat de kralen los van elkaar over het elastiek te bewegen zijn. En dat de belletjes dat mooie geluid veroorzaken. De laatste tijd onderzoekt ze vooral hoeveel kralen ze tegelijkertijd in haar mond kan proppen. En als ze dat weet, hoe ver de oren van haar knuffelhond, het staartje van haar ezel, de labels van haar stoffen lapje en de touwtjes van haar vaders trui erin passen.
Donderdag was ik bij een lezing van de Emmi Pikler-stichting die De kracht van het zelfbewuste kind heette. Emmi Pikler was een Hongaarse kinderarts in de jaren dertig. Zij zette een kindertehuis op, deed allerlei onderzoeken en ontwikkelde een eigen pedagogische visie die uitgaat van de aangeboren nieuwsgierigheid van een kind. Een kind kan, hoe jong ook, heel goed zelf bepalen wat het wil doen en wil leren. Door het vrij te laten spelen krijgt een kind zelfvertrouwen en leert een kind zelfstandig te spelen. Door het kind tijdens verzorgingsmomenten veel aandacht te geven, heeft het tijdens spelmomenten je aandacht helemaal niet nodig. (Lees hier ook over in dit artikel over aandacht dat ik schreef!) Door niet in te grijpen in hun spel leren kinderen spelen en leren tegelijkertijd.
De baby’s en peuters in de filmpjes die werden getoond, speelden heel zelfstandig en fantasievol met simpele dingen als een kapot boek, een spiegelende beslagkom, een metalen deksel, een bal en een groot kussen. Het was erg mooi om te zien hoe een baby van negen maanden allerlei pogingen doet om een houten schijfje iets verderop vast te pakken. En ook hoe een peuter van twee en een half een boek met een kapotte kaft vindt, daar niet verdrietig van wordt maar het gebruikt als huis, en daarna als hoed.
Het idee is dus dat kinderen van zichzelf heel creatief zijn in hun spel. Dat je daarop mag vertrouwen. Dat een kind zichzelf veel kan aanleren en dat het ook goed is als dat gebeurt. Je helpt je kind dus juist door hem niet te helpen. Door hem op een veilige plek neer te leggen en de mogelijkheid te bieden te ontdekken. Zelf hoef je alleen maar op veilige afstand aanwezig te zijn. Zo geef je je kind de kans om te doen wat het écht interesseert op dat moment, vanuit zichzelf. In dure woorden heet dat ook wel intrinsieke motivatie. Ik vertaal het als, hoe simpel het ook lijkt… iets doen vanuit je hart.
Vandaag zit ik dus op mijn handen, terwijl Liene speelt. Ze ligt op haar kleed op de grond, tussen bakjes, doekjes, rammelaars en knuffels. Liene is erg geïnteresseerd in een plastic bakje met een dier erop. Ze heeft het alleen in haar enthousiasme iets te ver weg geduwd, zodat ze er net niet bij kan. Gisteren zou ik het bakje misschien iets dichterbij geschoven hebben. Nu drink ik van mijn koffie en zie ik Lienes motivatie en haar kracht. Liene weet wat ze wil, en wat ze wil is dat bakje! Ze laat alle andere bakjes links liggen, gooit haar benen in de lucht en rolt op haar zij. Ze reikt met haar vingertjes, draait met haar billen. Mijn handen kriebelen om haar te helpen, maar toch doe ik het niet. En dan, na een minuut of vijf, kan Liene erbij. Ze bekijkt het bakje van alle kanten, kijkt naar mij en propt het ding zo ver als het kan in haar mond. Haar ogen zeggen: ‘Ha! Gelukt!’
Als iets doen vanuit je hart zo gemakkelijk aan te leren is, dan zet ik nog een bakkie.