Sorry bos
‘Sorry plant!’ roept Liene als ze in de schommel zit en met haar beentjes de uitlopende takken van de hortensia raakt. Om over ‘hai boom!’ en ‘dag eenden’ nog maar te zwijgen.
Nou is Liene wel een echt buitenkind, dat praten tegen bomen, planten en dieren heeft ze niet helemaal van zichzelf. Ik ben namelijk zo’n type dat dat ook doet. Met enige regelmaat, soms wat stilletjes in gedachten maar steeds vaker schaamteloos hardop, ook waar andere (onbekende) mensen bij zijn. En hee, het is eigenlijk best gezellig. Want ook al kijken sommige mensen wat vreemd en zeggen die bomen en planten en dieren niks terug, het voelt toch dankbaar als je aardig tegen ze doet. En Liene lijkt dat ook te vinden. Laatst deed ze ‘kielekielekiele’ tegen het plantje dat ze van mij water had mogen geven. Ze keek ingespannen naar de nog steeds hangende blaadjes en daarna breed lachend naar mij.
De afgelopen weken liep ik regelmatig mijn lunchwandelingetje in de bossen rond Fort Isabella. Heerlijk, even het bos in om dan met een frisse neus en een uitgewaaid hoofd weer achter de computer te kruipen. Nou viel het me elke keer al op dat er zoveel troep in het bos ligt. En dan voelde ik me elke keer heel schuldig. Want wat kunnen die bomen anders dan zuurstof maken en zorgen voor frisse lucht? Juist, een beetje wiegen in de wind en stokstijf blijven staan waar ze staan.
Daarom nam ik vandaag een vuilniszak mee en liep ik mijn vaste rondje. Nou ja, een kwart van mijn vaste rondje. Want mijn vuilniszak zat binnen no time vol met zooi. En die zooi woog best veel om nog een half uur mee rond te sjouwen. Mijn oogst van een kilometertje in het bos struinen:
1 tentstok, 5 lege wijnflessen, 8 halve literblikken bier, 6 plastic petflessen, 2 lege chipszakken, een paar verpakkingen van voorverpakte broodjes, 3 lege zakken drop, 1 winterjas (!), 1 roestig blik en nog allerlei niet meer thuis te brengen dingen van papier en plastic.
‘Sorry bomen’, mompelde ik, terwijl ik me bukte om weer een fles van de grond te rapen. En terwijl ik de vuilniszak meesleepte naar de prullenbak bij mijn werk, me afvroeg van wie die winterjas nou toch zou zijn, en me druk liep te maken of ik die glazen wijnflessen nog zou moeten scheiden of niet, leek het alsof de bomen ineens veel meer konden dan stil staan en boom zijn. Met mijn hand aaide ik de bast van een boom en dacht ‘kielekielekiele’. De zon voelde ineens heerlijk warm en de wind in de bladeren klonk als muziek. Ik liep verder, glimlachte en antwoordde hardop:
‘Graag gedaan bos. En jij ook bedankt he.’