Slenteren
Een tijdje terug vloog ik weer eens door het huis, bezig met een van mijn honderdendrie klusjes. Het handige maar ook het onhandige aan zelfstandige thuiswerkmoeder zijn, is namelijk dat alles door elkaar kan lopen op een dag: Liene, soms Noortje, mijn werk en het huishouden.
Die dag lag Liene lekker te spelen op haar kleed op de grond. Ik zag hoe ze me volgde. ‘Mama moet nog even de was in de wasmachine stoppen,’ hoorde ik me mijn haastige tred verklaren. ‘En dadelijk gaan we nog even naar de winkel want over een uurtje komt Noortje al thuis.’ Ik checkte nog even mijn mail en zag iets dat nog snel beantwoord moest worden. Ik zuchtte van mijn eigen gestress en dacht: hoe leer ik Liene ooit een vrij mens te zijn als haar moeder dagelijks voor zichzelf een marathon met hordeloopparcours uitzet? Toen hoorde ik Liene luidkeels kraaien. Ik keek naar hoe ze daar onbekommerd lag te spelen en toen wist ik het weer: Liene is al vrij, ik hoef haar dat niet te leren. Ik mag mezelf alleen nog iets afleren.
En zoals het na zo’n besef vaak gaat, gebeurden er daarna zomaar ineens allerlei opeenvolgende ‘spontane toevalligheden’ die mij er fijntjes aan bleven herinneren dat slenteren beter bij me past dan hordeloopkampioen worden. Die me eraan herinnerden dat als ik naar de behoeften van mijn lichaam luister, de rust vanzelf volgt. Ik probeer dus zoveel mogelijk te slenteren. Door letterlijk mijn tempo lager te leggen, gaat naar mijn lichaam luisteren veel beter. Nu merk ik niet pas aan het eind van de dag op dat ik dorst heb bijvoorbeeld. Sterker nog, tijdens dat korte wandelingetje naar de kraan voel ik nu ook ineens dat mijn voeten de grond daadwerkelijk kunnen ráken.
Ik zat met mijn neefje van vijf aan tafel te kleuren. Het was een drukke dag geweest en ik zei tegen hem: ‘Ik word helemaal rustig van het kleuren.’ Hij zei: ‘Ja tante Marieke, ik ook. Dat vind ik fijn.’ Mijn zus vertelde dat hij vaak aan het eind van de dag aan tafel gaat zitten kleuren. Door te focussen op stiften, kleurpotloden en vakjes, kan hij even bijtanken. Wat zorgt dat neefje van me goed voor zichzelf.
Vorige week zei het drie-en-een-half jarige zoontje van een vriendin van me: ‘Mama, ik voel me hier ineens een beetje raar.’ Hij wees naar zijn buik en maakte met zijn handen plukbewegingen bij zijn navel. Even later zei hij: ‘En nu voel ik de energie helemaal hier, onderin mijn benen.’ Hij wreef daarbij over zijn scheenbenen en de bovenkant van zijn blote voeten. Ik vroeg mijn vriendin hoe ze het haar zoontje had geleerd zo naar zijn lichaam te luisteren. Ze haalde haar schouders op en zei tot mijn grote blijdschap: ‘Dat heeft hij van zichzelf.’
Kinderen weten zelf heel goed wat ze nodig hebben. Ze kunnen het ook aangeven als er iets aan scheelt. Ik kan dus weer een ding van mijn –hoe breng ik Liene zo goed mogelijk groot-lijstje strepen. Het enige wat ik hoef te doen, is naar haar te blijven luisteren en te kijken, en haar de mogelijkheid te geven om te slenteren. En hoe kan ik dat beter doen dan het zelf voor te leven?