De boodschap in de steen
‘Het is een hart!’
Met mijn voeten in de rivier en mijn handen vol modder kijk ik naar de schat in mijn hand. Ik haal hem even door het water om de blubber eraf te spoelen, bekijk hem nog eens goed en druk de steen dan dankbaar tegen mijn hart.
Wat een heerlijk souvenir. Niet gekocht in een Franse brocante, of in een speciaalzaak met plaatselijke lekkernijen. Gewoon gevonden op mijn pad. Ik had de tekens al eerder opgemerkt. Al weken vond ik veren. Witte donsveertjes, maar ook juist zwarte veren, zo zwart als de nacht. Die, als ik ze anders in het licht hield, een regenboog aan kleuren bleken te verbergen. En daarmee een boodschap aan mij vertelden: er is zwart én kleur, er is licht én donker.
Ik zag ook gezichtjes. Lachende gezichtjes. Op huizen, op bankjes. Op mijn eigen lichaam als ik mijn zomersproeten (of muggenbulten) met elkaar verbond. Dan glimlachte ik, en was ik blij dat ik het had opgemerkt.
Want ik voelde… dit idee, om kleur te zien in zwart, het mooie te zien in het lelijke, dat was wat mijn aandacht mocht krijgen. Want hoe vaak liet ik mijn zonnige humeur niet overschaduwen door iets dat eigenlijk totaal onbelangrijk was maar waar ik me wel druk om maakte? Hoe vaak was ik bezig met dingen die ik moest, in plaats van dingen die ik wilde? Hoe vaak was ik boos op mezelf, of voelde ik me schuldig, als ik iets even niet aanpakte volgens mijn eigen hoge maatstaf? Hoe vaak moest ik hard werken in plaats van dat ik mocht rusten? Hoe vaak liet ik anderen daardoor hard werken, en hoe vaak voelde ik me daar dan weer schuldig om?
Juist.
Ik vond de steen, en werd herinnerd aan dat waar ik al maanden mee aan het oefenen ben: kiezen voor geluk. Kiezen voor liefde, kiezen voor blijdschap en plezier. Ik besloot dat dit hét teken was dat ik het onder de knie had. De steen mocht in mijn broekzak, de rest van de vakantie. Eindelijk had ik weer iets overwonnen. Ik was mijn donkere kijk op het leven kwijt.
Dacht ik.
Thuis belandde de steen op de vensterbank. Ik ging aan de slag met de dagelijkse dingen. Opruimen, wassen, werken, een ritme vinden. Maar… welk ritme dan, of beter gezegd, wiens ritme? Ik voelde me continu opgejaagd, achter de feiten aanlopen. Ik moest weer van alles en legde mijn lat weer lekker hoog. Zag weer steeds vaker de wolken in plaats van de blauwe lucht.
Zucht.
Ik was aan het opruimen en mopperde over de dikke laag stof op de vensterbank en op de rommeltjes die er in de loop van de weken op terecht waren gekomen. Ik zag de steen en zei hardop:
‘Jajaja, een hart, bla bla bla’. Geïrriteerd omdat het me niet was gelukt de speelsheid van de vakantie vast te houden. Omdat het me niet lukte altijd blij te zijn. De kleurige kant te zien, de lichtheid zelve te zijn. ‘Stomme steen met je stomme boodschap. Ik heb daar dus écht geen zin in vandaag hoor’, zei ik bokkend en mokkend tegen mijn souvenir. Ik trok een lelijk gezicht, stak mijn tong uit naar het ding in mijn hand en wilde hem op de rommelige vensterbank smijten.
Tot ik het stof eraf blies.
Ineens zag ik het, in een fractie van een seconde. In de steen zat niet alleen een hart. Er zat nog iets in verstopt, iets dat voor mij misschien nog veel belangrijker is… het antwoord op mijn mokken. Ik zag een paar ogen, een scherpe mond. Een chagrijnige blik. En ik lachte om deze mooie spiegel in mijn hand. Ik grijnsde, trok wat gekke bekken tegen de steen.
‘Ik win hoor’, zei ik in gedachten. En ik lachte. Ik lachte hardop, met de steen in mijn hand, stevig tegen mijn hart gedrukt.
Dit blog verscheen eerder op online magazine Nieuwetijdskind.com. En nu dus hier te lezen!
jacques willemen
29 november 2018 @ 16:59
Ik zat in 2003 of daar omtrent ergens, in Schotland te liften
peuterde aan de rost waar ik op zat
peuterde er een roodbruin hartje uit
ik heb er thuis een werkstukje van mee gemaakt
kreeg van af die plek een lift van Fenn Montaigne
de volgende dag weer
hij was bezig met een artikel over de zalm voor National Geographic Magazine