De geuren van sigarettenrook en schone was mengen zich met de frisse buitenlucht die door het raampje op de overloop naar binnen komt. Het voelt hier anders dan thuis. Ondanks de zachte vloerbedekking, kraakt de trap als ik naar boven sluip.
Op de slaapkamer van opa en oma is het altijd opgeruimd. Sloffen onder het bed, de kledingkast netjes dicht. Het beddengoed altijd dichtgeslagen, rechtgetrokken, gladgestreken.
Rechts tegen de muur staat de kaptafel van oma. Die heeft een magische aantrekkingskracht… maar niet vanwege de laatjes met kettingen en oorbellen. Het zijn de drie spiegels die mij roepen. En de wereld daarin.
Kijk ik vooruit in de grote spiegel, dan zie ik mijzelf, zittend op de grond voor het bed van opa en oma. Maar kijk ik in de linkerspiegel, dan zie ik mijzelf van een kant die ik minder vaak zie. En als ik de rechterspiegel naar binnen klap, dan wordt het me pas écht duidelijk: ik ben hier, maar ook daar. Ik ben niet zomaar, plat, van een kant te bekijken. Er zijn meer lagen, meer doorkijkjes, meer kanten.
Ik hoor gelach van beneden. Voel de kou van buiten door het slaapkamerraam naar binnen glippen. Er is veel meer, dat je niet kunt zien als je maar een kant op kijkt. Maar ik zie het wél.
Marieke in Marieke in Marieke.