9 maart 2019, 4.55 uur
Lieve mama, Ik wilde een blije brief schrijven,
Een brief waarvan je zou gaan glimlachen nu je al zolang in het ziekenhuis ligt. Een die je hoop zou geven. Maar het lukt niet. Angstgedachten regeren mijn zijn. Ze roepen om aandacht en ik ben bang dat dat het enige is dat ik doen kan: naar hen luisteren en hen aandacht geven.
Ik weet nog, dat jij soms middenin de nacht ging strijken, als je niet kon slapen. Waarover je dan piekerde weet ik niet precies. Jij was niet zo’n open boek. Of tenminste, niet tegen mij, je jongste dochter.
Goh, ik schrijf in verleden tijd. Dat raakt me, maar ergens ook niet. Het voelt alsof je van ons weg aan het gaan bent mam. Dat jij weet, dat het over is en klaar. Dat je heel, heel voorzichtig aan ons duidelijk probeert te maken wat Jíj wilt. En dat dat dit keer iets anders is dan wat wij willen.
Mama, ik ben bang dat het inderdaad een van de laatste keren was dat ik je zag vandaag. Dat je er niet doorheen komt en deze kutziekte gaat verliezen.
Kut ja. Ik vloek ervan. Ook dat zou jij niet doen, vloeken. Jij houdt het vaak binnen in je. Soms denk ik aan al die keren dat ik mijn woede of angst zou hebben ingeslikt. Misschien krijg je daar wel kanker van.
Sorry mam, dat ik dat zo zeg. Deze brief is vooral voor mij bedoeld. Het is helpend en helend te schrijven. Het geeft een vorm aan mijn gedachten.
Het voelt alsof je van ons weg aan het gaan bent mam. Dat jij weet dat het over is en klaar.
Buiten regent het. Het is iets voor 5 uur ’s nachts. Zou je slapen? Of zou je weer wakker zijn? Je hazenslaapjes maken je niet fitter. Al die geluiden om je heen en al die slangetjes aan je lijf maken het ook niet makkelijk.
Ergens is die regen ook wel cosy. Het past bij hoe ik me nu voel. Toch, heb ik ook een kaarsje aangestoken en een kopje thee gezet. Ik zit opgekruld op de bank met een dekentje over me heen. Het leven is óók warm, al regent het buiten nog zo hard.
Lieve mama, zette jij ook thee als je ’s nachts aan het strijken was? Ik weet het niet. Wat zou het mooi zijn als je nu gewoon op kon staan uit je bed, en kon zeggen: ik ga naar huis, er ligt nog strijk! De verpleging zou je maar raar aankijken.
Mama, lieve mama. Ik heb het gevoel dat jij me nu iets heel belangrijks geeft. Dit brieven schrijven is mijn vorm. Ik voel het. Hier mag ik méér mee doen.
Lieve mam, ik ben zo dankbaar dat je met Kerst thuis was en niet in het ziekenhuis hoefde te blijven. Het was een fijne dag waarin ik duidelijk zag dat je genoot. Van ons, de kinderen, het eten. Ik heb er ook van genoten. Heel erg.
Ik ben dankbaar dat je bij ons was op Merels 3e verjaardag. Jee, wat heb jij op wilskracht die keuze gemaakt. Op haar verjaardag mocht je naar huis. Twee dagen na het feest ging je weer met hoge koorts het ziekenhuis in.
Mooi he, toen Merel haar cadeautjes uitpakte. Ik ben blij dat je dat gezien hebt. Dat je bij elk cadeautje dat ze uitpakte haar blije snoet kon zien en haar vrolijke ‘Dat wilde ik zo graag!’ kon horen. Lieve mama, wat zou ik je missen als je weg zou gaan, fysiek dan. Dan zijn de verjaardagen zo kaal en leeg. Want opa en oma maakten het feest toch wel compleet.
Het leven is óók warm, al regent het buiten nog zo hard.
Mijn gedachten dwalen af naar buiten. Het regent hard. Harder dan ik hebben kan, zou Bløf zingen. Ik vraag me af welke muziek we moeten draaien op jouw crematie. Oh sorry mam, wat raar! Je bent nog helemaal niet dood! Wie weet kies je ervoor om te leven. Wie weet… Vergeef me dat ik zo denk en schrijf. Het is angst mama, en het enige dat ik me voor kan stellen.
Ik denk dat in dit soort situaties ons hoofd een houvast zoekt. Iets om zich aan vast te klampen. Mijn gedachten willen een houvast, hoe pijnlijk dat houvast ook is.
Lieve mama, ik eindig deze brief met een fijn idee. Een fijne, blije gedachte aan jou en mij.
Heel, heel lang geleden zat ik bij jou achterop de fiets. Het was een fijn moment en daarom herinner ik me dit beeld en het gevoel zo goed. We reden in het bos en het was warm. Ik rook warme bosgrond. Naaldbomen. Aarde. Ik keek naar het fietspad onder me, en daarna naar de bomen boven me. Daar zag ik het felle licht dat door de bladeren scheen. Goudgeel zonlicht, gefilterd door groengeel blad.
Mama, misschien is dat wel hoe de poort naar boven eruitziet. Een beetje geheimzinnig, maar met een gevoel van veiligheid en thuis. Achterop die fiets, was jij mijn veiligheid mama. En het licht was het leven dat lonkte. Wat een fijn gevoel hieraan terug te denken.
Het regent trouwens nog steeds pijpenstelen. Ik vraag me af of het nog ophoudt. Eigenlijk denk ik van niet… maar lieve mama, het past vannacht. Het past.
XXX
PS: Ik moet ineens denken aan de brieven die jij ons schreef als we bij tante P sliepen in de zomervakantie, als jij moest werken. Je stuurde ze per fax. “Let niet op de foutjes. Het correctielint deed het niet, maar dat vinden jullie vast niet erg”, schreef je.
Nee mam, dat vonden wij niet erg. We waren blij met jouw brief. Blij met jouw liefde. Liefde is niet perfect. Liefde heeft altijd een randje. En een paar tikfouten erin.
Oh ja. Wat als alles goedkomt? Dat zeg jij tenslotte elke keer.
Ik geloof dat deze brieven altijd zin hebben. Dat ze me helpen en ook dat al die gedachten aan jouw afscheid er dan maar vast zijn geweest. Voor later. Tijd bestaat niet.
In gedachten zie ik je ogen groter worden. Tijd bestaat niet? Daar kun jij helemaal niks mee. Toch mama, heb jij mij het zinzoeken geleerd.
Tot een volgende…